Deze houten kistjes zijn de voorlopers van de schooltas. Kinderen borgen er vanaf de zeventiende eeuw hun spullen in op; lei, griffel, schriftjes en leerboekjes. Ze namen het niet mee naar huis maar lieten het op school aan de muur hangen. Netjes op een rij.
Het is een opbergkastje van ongeveer 32 bij 23 bij 8 centimeter. De grootte kon verschillen. En dat je kan openen met een schuifdeksel of een klepdeksel (met scharnieren). En omgekeerd op je schoot kon leggen om er op te werken in de tijd dat de kinderen alleen op lange banken naast elkaar zaten.
Het zijn kastjes met of zonder versiering. Voor de herkenning werden ze beschilderd met dierfiguren, landschapjes of snijwerk. Al dan niet voorzien van de initialen van de eigenaar. Ze worden nu houten schooltassen genoemd, maar vroeger werden ze in de zuidelijke Nederlanden ook wel ’schoolladekes’ genoemd. Ze gingen van generatie op generatie mee. Tot er schoolbanken kwamen.
De Meestoof heeft in de collectie een onbeschilderde en een beschilderde schooltas. Eentje met een schuiflade (links) en eentje met een klepdeksel en een versierde (geschulpte) rand. Deze is beschilderd met meekrap. De voormalige eigenaar heeft er zijn de letters van zijn naam in gekerfd. In kapitalen: KPH. Waar ze voor staan is niet bekend. Het zou een Hage kunnen zijn, een Hartog, een Hoek, een Hommel, een Heijboer of een Havermans.
De geschiedenis van de klok heeft alles te maken met de Tweede Wereldoorlog. Het instrument is in 1948 aan de gemeente Sint-Annaland geschonken door notaris A. J. (Bram) Bierens. Een bijzonder geschenk van een man die na de bevrijding vanaf 17 november 1944 waarnemend burgemeester van Sint-Annaland is geweest en zich bekommert om de torenklok die in 1943 door de Duitse bezetter geroofd was. De nazi’s hadden metaal nodig voor de oorlogsindustrie en vorderden door heel Nederland de klokken om ze in Duitsland om te laten smelten. Ook de klokken in Sint-Maartensdijk werden uitgehaald. Het was stil geworden in dorpen.
Bierens blijft tot 16 december 1945 in functie en pakt daarna zijn werk als notaris weer op. In 1946 is het 25 jaar geleden dat hij als notaris van de gemeente werd benoemd. Hij wil iets terugdoen. De eerste reden is die van dankbaarheid, ‘in persoonlijke zin, omdat wij er tijdens de oorlog goed van zijn afgekomen en dat ondanks alle moeilijkheden in de oorlogsjaren Sint-Annaland weer Sint-Annaland is geworden.’
De oorlog bracht ook offers in zijn directe familie. In 1942 verliest hij zijn 22-jarige neef Piet Groenewege (zoon van zijn zus Tannetje Groenewege-Bierens) die als student in Delft in het verzet zit, wordt opgepakt, ter dood wordt veroordeeld en geëxecuteerd in de duinen bij Overveen. Groenewege gaf hem een brief over zijn verzet in bewaring.
Bierens schenkt de klok ook als erkentelijkheid voor de goede betrekkingen die hij en de gemeente onderhouden en voor de zeer korte tijd dat hij als waarnemend burgemeester werkzaam was, ook al had hij niet veel kunnen doen. ‘’Ik heb toch m’n beste krachten gegeven’’, zegt hij in het Mededeelingenblad (de voorloper van de Eendrachtbode) van 19 maart 1948.
En waarom een klok?. ‘’Het lijkt een doods instrument, maar is het niet, vooral voor plattelandsgemeenten niet. Ik wijs u op een opschrift, dat voorheen dikwijls op klokken voorkwam: ‘De levenden roep ik, de doden beklaag ik.’ De klok wordt op zaterdag 13 maart 1948 officieel overgedragen aan de gemeente, maar is op zaterdag 6 maart al gearriveerd en de maandag daarop door de aannemers Burgers en Kurvink in de toren van de hervormde gemeente naar boven gehesen.
Het gevaarte weegt 250 kilo en is gegoten bij Van Bergen in Heiligerlee. Het instrument heeft een middellijn van 72 centimeter en een klankanalyse van cis 3 en cis 2. De duur van het uitklinken van de slagen is 25 seconden. Een bijzonderheid is het opschrift:
‘In het jaar 1948 geschonken aan de gemeente St. Annaland door A.J. Bierens, notaris aldaar, ter vervanging van de in 1943 door de Duitsche bezetter geroofde klok.’
Na de plechtigheid slaat er weer een klok in Sint-Annaland: twaalf keer. Het instrument zal tot 1984 zijn klanken uitstrooien boven het dorp. Dan wordt het vervangen omdat er slijtage was opgetreden – er was een scheurtje in gekomen – waardoor de klank vals was geworden. Half juli van dat jaar wordt ’de klok van Bierens’ uit de toren gehaald en aan De Meestoof geschonken.
Het wegen van bloem in een bakkerij, van koffie of suiker in de kruidenierswinkel, van brieven op het postkantoor, van edelstenen bij de juwelier. Het gebeurt op een weegschaal. Tegenwoordig op een digitaal exemplaar (met sensoren en een schermpje), vroeger op een mechanisch instrument. Door middel van een veer of het verplaatsen van een contragewicht waarbij het gewicht meteen is af te lezen aan de hand van een wijzer op een schaalverdeling.
Deze weegschaal van Krups kan tot 10 kilo wegen, maar het ding zelf weegt ook al ongeveer drie kilo. Het stond altijd op dezelfde plaats in de winkel en is – aan de butsen in de schaal te zien -, ongetwijfeld veelvuldig gebruikt.
Dit instrument vindt zijn oorsprong in een kleine smederij in het Duitse Solingen, de stad van de messen, beroemd om het hoogwaardige staal. In 1846 neemt Robert Krups jr. het familiebedrijf over en begint met de productie van precisieweegschalen voor huishoudelijk- en industrieel gebruik. Nog geen vijftig jaar later is het bedrijf een internationaal succes.
De weegschalen kennen vele uitvoeringen. Deze is van gietijzer, de wijzerplaat waarop het gewicht is af te lezen, is van email. De versiering is Jugendstil, een stroming in de kunst die in Duitsland ontstond aan het eind van de negentiende eeuw en in andere landen, zoals in Frankrijk en België, art-nouveau wordt genoemd. De belangrijkste inspiratiebron voor het ontwerp is de natuur. Vogels en bloemen zijn geliefde motieven. De stroming kent een bloeiperiode tussen 1890 en 1914. De weegschaal met sierlijk gebogen lijnen, zal ook uit deze periode zijn. Net zoals villa Stadszicht in Tholen, die gebouwd is 1909, in Jugendstilstijl. Krups richt zich vanaf de jaren vijftig van de vorige eeuw op de markt op kleine huishoudelijke apparaten, zoals elektrische koffiemolens, handmixers en de elektronische koffiemachines. Vanaf de jaren tachtig specialiseerde het bedrijf zich in espresso/koffiecombi’s, en weer later in waterkokers, melkopschuimers en broodroosters. Sinds 2001 maakt het deel uit van de SEB Group, wereldleider in kleine elektrische apparaten.
M.J. Renes-van Geer was het eerste vrouwelijke gemeenteraadslid van Tholen en werd de eerste voorzitter van De Meestoof, het streekmuseum voor Tholen en Sint Philipsland.
Margaretha Johanna Renes-van Geer (1916-1974) was haar tijd ver vooruit. Ze was in 1970 de eerste vrouw die in de gemeenteraad van Tholen zitting nam toen ze A. te Pas (Gemeentebelang) opvolgde. Bij de gemeentelijke herindeling in 1971 – toen alle zeven zelfstandige gemeenten op het eiland werden samengevoegd – werd ze voor de VVD gekozen in de nieuwe gemeenteraad van ‘Groot Tholen’. Bij het afscheid van de ‘oude’ raad in juni kregen alle raadsleden een herdenkingstableau met het wapen van Tholen: vier leeuwen, een koggeschip onder een kroon met bloemen (fleurons). Onder het wapen prijkt de naam van het raadslid. Het geheel is gedecoreerd met ornamenten in blauw, groen en goud. Vier vliegende vogels vullen de hoeken.
Mevrouw Renes-de Geer was in die tijd ook een van de pleitbezorgers van het oprichten van een streekmuseum. De meeste raadhuizen kwamen immers leeg te staan. De keuze viel op het voormalige gemeentehuis in Sint-Annaland en zij werd de eerste voorzitter van het bestuur van museum. In november 1973 werd de eerste expositie voor het publiek geopend.
Mevr. Renes-van Geer (geboren in Woubrugge) kwam in 1949 met haar man, dokter R. Renes, naar Oud-Vossemeer om een huisartsenpraktijk over te nemen. Ze had zelf het kandidaatsexamen medicijnen aan de Rijksuniversiteit in Leiden behaald. In het dorp werd ze onder meer actief in de toneelvereniging Rederijkerskamer Eendracht. Na het plotselinge overlijden van haar man in 1966, verhuisde ze met drie kinderen naar Tholen. Na haar dood op 13 september 1974, werd de toenmalige secretaris, ir. M.A. Geuze uit Poortvliet, voorzitter van De Meestoof dat inmiddels 50 jaar bestaat.
C. Steketee staat in sierlijke letters geschilderd op het houten blauwe bord. Waar komt het vandaan en wie was hij? C. Steketee is Cornelis Steketee, Andrieszoon. Hij werd meer dan 200 jaar geleden, op 24 oktober 1818, geboren in Sint-Annaland. Het dorp telde toen 2013 zielen. Hij trouwde met Jannetje van der Vliet en verdiende de kost niet alleen als gemeentebode en havenmeester…
Steketee was immers aangesteld als turftonder. Een turftonder of turftonster is iemand die de hoeveelheden aangevoerde turf controleerde die aan klanten werd geleverd. Hij of zij mat bij het lossen van de turfschepen de turf (brandstof) in tonnen van een bepaalde maat. Dat is de oorspronkelijke betekenis.
De gemeente Sint-Annaland benoemde hem op 25 oktober 1859 dus tot turftonder: ‘weger, meter en teller van alle goederen, waarvan het wegen, meten en tellen zal worden verlangd.’ Het was hoofdzakelijk ‘ten gerieve van den handel, ten einde een ieder in de gelegenheid zouden zijn om hunnen granen, aardappelen, ajuin en andere zakgoederen bij het afleveren of ontvangen door een beëdigd weger en meter tegen betaling daarvoor vastgesteld tarief te doen wegen, meten, tellen of overslaan, om alzoo, in geval van verschil wettig te kunnen beslissen.’
Op dezelfde dag wordt hij ook benoemd tot omroeper en aanplakker van bekendmakingen én lijkdienaar. Een combinatie van verschillende functies dus. Daar hoorde ook zijn werk als klokkenist bij. En toen veldwachter Adriaan van de Plasche in april 1860 op diens verzoek eervol ontslag werd verleend, werd Steketee waarnemend veldwachter tegen 200 gulden in het jaar. Steketee was een manusje-van-alles, breed inzetbaar.
Op 15 mei 1866 werd hij benoemd tot havenmeester en belast met het ontvangen van havengelden en het overbrengen daarvan bij de gemeente-ontvanger in het gemeentehuis dat toen nog aan de Molendijk stond. Daar verdiende hij 30 gulden per jaar mee, als klokkenist beurde hij 55 gulden, als gemeentebode 60 gulden en als turftonder 45 gulden.
Hij woonde aan de Kaai nummer 55, nu café An de Sloove. Waarschijnlijk heeft het bord daar aan de muur gehangen. Na zijn dood, op 20 februari 1882, werd hij op 1 juli 1882 opgevolgd door Frans (Frederik) Weijler, de eerste van de vier generaties gemeentebode in de familie Weijler. En die in 1940 meeverhuisde van het gemeentehuis aan de Molendijk naar het nieuwe raadhuis aan de Bierensstraat, nu museum De Meestoof.
Hoe bak je brood, hoe maak je gebak, hoe onderscheid je je als bakker van de andere bakkers?. Het is te lezen in en te leren uit de vakboeken uit de bibliotheek van het museum. Uit het Praktisch handboek voor den brood- en banketbakker, een tweede herziene druk uit 1943, geschreven door G. Buisman die leraar bakkerij was. En uit Koekjes en gebaksoorten, waarbij goedkoope samenstellingen, uit 1938. In een tijd dat mensen zelf nog het meel bij hun bakker brachten om er brood van te laten bakken. ‘We kunnen er staat op maken, dat in de toekomst de concurrentie onder de bakkers zich zal toespitsen op kwaliteit en service’, zo voorspelde de leraar.
De meeste illustraties in de boeken zijn in zwart-wit, maar er staan ook smakelijke platen in kleur in. De boeken zijn afkomstig van Louis de Wilde uit Oud-Vossemeer. Hij heeft zijn naam en adres voorin de boeken gezet. Bijzonder is dat hij er zelf ook recepten in heeft geschreven. Een recept voor gevulde Moskovische tulband, eentje voor kruidenbrood en eentje voor Fries suikerbrood. Zo heeft De Wilde er een persoonlijke noot aan toegevoegd. Als kers op de taart.
Louis de Wilde werd geboren in 1924 en woonde in de Raadhuisstraat, op nummer 42. Hij werkte bij bakker Kees Lindhoudt in de Zilverstraat (foto), in een tijd dat er zeven bakkers in het dorp waren. De Wilde bleef niet in het bakkersvak, maar ging werken in een kartonfabriek in Bergen op Zoom om later conciërge te worden op de christelijke mulo/mavo in Tholen. Hij trouwde op latere leeftijd met wijkverpleegkundige Corrie Meeuwse en overleed in 1997 in Sint-Annaland. Hij liet de boeken achter. Om van te smullen.
Hoe zag de wereld er staatkundig gezien uit rond 1900? Dat is te zien op de wereldbol die gemaakt is door J. Felkl & Zoon uit Roztok bij Praag. Ons land is dan nog een koloniale mogendheid: Jakarta heet dan nog Batavia in het voormalig Nederlands-Indië. En het Russische Rijk doet in grootte niet onder voor het Britse Rijk.
Felkl was de enige fabrikant van aardglobes en hemelbollen in de Habsburgse dubbelmonarchie (1867-1918), de keizerlijke en koninklijke monarchie – Oostenrijke en Hongarië – waar het huidige Tsjechië deel van uitmaakte. De globes werden gemaakt voor het onderwijs als leermiddel bij aardrijkskunde, maar vonden ook hun weg naar privébibliotheken. Nu zijn het gewilde objecten voor verzamelaars wereldwijd.
Felkl maakte de aardglobes in zeventien talen, waaronder dus ook in het Nederlands. Naar een bewerking van cartograaf W. J. Geerling (1930-1908) die ook vele kaarten van Nederland, bestemd voor het onderwijs en voor de post- en telegrafiediensten, bewerkte. Daarnaast maakte hij plattegronden voor gemeenten en provincies.
De aardglobe met een doorsnee van 32 centimeter is gemaakt van papier-maché en beplakt met afbeeldingen van de landen, rivieren en zeeën. De bol is gevat in een messing schaalverdeling, een beugel waardoor de bol gedraaid kan worden. Op de ring rond de bol staan de sterrenbeelden vermeld. Hij staat op een driepoot van hout. Tussen de poten ligt een kompas. De landgrenzen veranderen, maar de naald van het kompas wijst nog altijd naar het noorden.
Hoe was het ook weer? Hoe zag dat straatje in die buurt er ook al weer uit? Huisschilder Jan de Graaf ((1918-2004) schilderde in de loop van zijn leven talloze straatjes van en gezichten op Sint-Maartensdijk. Honderden schilderijtjes op hout en vaak van een lijst voorzien die hij regelmatig zelf maakte en beschilderde.
De Graaf schilderde met grote precisie. Elk pannetje op het dak, elk raamkozijntje in de gevel, elk hekje voor het huis, elk straatsteentje is op zijn werk te zien. Zijn interesse voor de historie van zijn dorp ging ver. Hij schilderde niet alleen van foto’s. Hij putte ook uit zijn eigen herinnering aan het dorp zoals hij het kende of heeft gekend (zoals de Vijfzinnen op de foto). En hij reconstrueerde het Smerdiek dat al verdwenen was. Zoals de arbeiderswoninkjes in de gedempte spuikom (Kleine Kaoje), het kasteel van Frank van Borsele en Jacoba van Beieren en de stadspoorten die het dorp heeft gekend. Sint-Maartensdijk was door de banden met de adellijke Zeeuwse families voornaam en verkreeg stadsrechten, zoals Brouwershaven. De Graaf beschilderde ook kasten, deuren, schouwen, panelen, melkbussen, maatkannen, snijplanken met bloemen of ambachten. Hij kon ’marmeren’ als geen ander; het schilderen van een marmermotief op hout. Een techniek die hij toepaste tijdens de restauratie van het Markiezenhof in Bergen op Zoom in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw. Met een schilderijtje van De Graaf in de hand is te zien hoe Sint-Maartensdijk is veranderd. Het is aan de toeschouwer om te beoordelen of het mooier of lelijker is geworden.
Poeder maken uit de verfkast
Iemand die zijn huis binnen of buiten wil schilderen kan kiezen uit een waaier van kleuren. Het schilderen zelf is nog handwerk, het maken van verf niet meer. Hoe anders was dat in het begin van de vorige eeuw. In de Ambachtenschuur is dat nog te zien. Er staat een verfkast uit de werkplaats van huisschilder Oudesluijs in Poortvliet en er ligt een verfmolen van huisschilder Vermeulen uit Sint-Philipsland. Het een kan niet zonder het ander.
De verfkast bestaat uit houten bakken, diverse laden met poeder en voorzien van opschriften: Rijtuiggroen, Roodaarde, Terra de Sienna, Vloerbruin, Kalkblauw. Maar ook Menie, de oranjerode kleurstof die gebruikt wordt in roestwerende verf. Van die poeders maakten de schilders zelf de verf door ze met een bepaalde hoeveelheid lijnolie en verhardingsmiddel te mengen. Dat gebeurde met een verfmolen. Die werkt als een soort vijzel en vermaalt de lijnzaadolie met het poeder tot verf, vertelde Oudesluijs in de Eendrachtbode van 7 december 1995.
‘Een karweitje voor de winter. Als voorraad voor de zomer.’ De molen draaide best zwaar, die moest je via een zwengel aandrijven. De vijzel was verstelbaar. Hoe zwaarder hij liep, des de fijner werd de verf.’ Toen Oudesluijs nog als schildersknecht werkte, zette hij de vijzel stiekem wel eens wat lichter. ‘Dat draaide natuurlijk veel gemakkelijker, maar mijn baas was daar niet blij mee.’
De pigmenten voor de verf werden vooral gewonnen uit mineralen, metaalertsen en planten. Ze werden aangeleverd door fabrikanten, handelaren en molenaars. Op een van de lades is een advertentie geplakt: Op? Geen nood. De belangrijkste producten van de koninklijke lak-,vernis- en verffabriek zijn direct leverbaar uit haar depot Middelburg, Rouaansekade 135.
Kommetje koffie? Zwart? Met melk? Een cappuccino of een espresso? Er zijn tegenwoordig legio manieren om koffie te zetten en te bestellen. En er bestaan verschillende manieren om koffie te malen. Machinaal op grote schaal of in een koffiemachine in de horeca die ook meteen de gewenste koffie zet.
Deze handkoffiemolen is van bakeliet, merk Mocca. Het valt op tussen de andere types koffiemolens door zijn vorm, kleur en ronde hoeken. Dat heeft alles te maken met hoe het product gemaakt werd. Bakeliet is de bewerking van de chemische verbindingen fenol en formaldehyde tot kunststof, een fenolhars.
Het is een vinding van de Belgisch-Amerikaanse chemicus Leo Henricus Arthur Baekeland (1863 – 1944). Door verhitting en het uitoefenen van druk slaagde hij er in een nieuw synthetisch product te maken dat in korte tijd enorm populair werd. Bakeliet bleek een hard, hittebestendig materiaal. Bovendien met uitstekende isolerende eigenschappen.
Baekeland woonde in de Verenigde Staten, zijn vinding werd naar hem genoemd: bakelite, in het Nederlands bakeliet. De koffiemolen is slechts een van de talrijke toepassingen. Er werden onder meer radiokasten, sieraden, bestek, vliegtuigonderdelen, lichtknopjes en asbakken van gemaakt.
Op de zijkant van de koffiemolen staat KyM: Kissing & Möllman, een Duitse firma die zich tussen 1826 en 1951 specialiseerde in het vervaardigen van koffiemolens. En Mocca? Dat is een koffieboon die vernoemd is naar de stad Mokka in Jemen. Zo reis je al malend met de koffiemolen uit Sint-Annaland naar België, Amerika, Duitsland en Jemen.
De Thoolse mutsen van de burgerdracht werden bewaard in een mutsendoos. De mutsen werden voorzichtig in blauw papier gedaan. En om de hoofddeksels te beschermen tegen motten, die gaten in de stof vraten, werd er tabakskruim in de doos gestrooid.
De spanen ovale dozen werden in de negentiende eeuw in Duitsland gemaakt door speelgoedfabrikanten in Thüringen die er hun waren in verpakten. Ze werden naar hier verstuurd en beschilderd, vaak met een blauw fond (ondergrond), vaak met rondlopende banden en vaak versierd met bloemmotieven. Op de deksel werd een litho geplakt met verschillende voorstellingen: meestal taferelen op het platteland; kinderen met dieren, spelende kinderen, kinderen op vlinderjacht.
De meeste mensen hier waren te arm om zich de aanschaf van zo’n mutsen- of hoedendoos te kunnen veroorloven. Het werd zodoende een zeldzaam artikel, waarvan er bovendien weinig bewaard zijn gebleven. Wie geen doos bezat, bewaarde de mutsen in de ‘schuuve’ van het kabinet, een hoge en brede ladekast. Maar ook daar was kans dat de motten schade aanbrachten aan de mutsen.
De stoeppaal bij de Noorse woning op het terrein van De Meestoof is eigenlijk een afdankertje. De paal voldeed niet aan de eisen van de opdrachtgever. Hij is door de maker opzij gelegd, maar op het terrein van het museum weer opgericht.
Deze stoepstenen of schamppalen werden in de zeventiende eeuw geplaatst op de hoeken van de straten om te voorkomen dat de huizen werden aangereden door rij- of voertuigen. Ieder huis had een met klinkers of blauwe tegels geplaveide stoep met vaak een pothuis, een keldertoegang of luifel. De stoep werd afgesloten door smeedijzeren hekken of houten stoepbanden die werden afgesloten met een stoeppaal. Ze zijn nagenoeg uit het straatbeeld verdwenen. In Tholen staat er nog een op de hoek van de Oudelandsestraat met de Regentessestraat. De paal staat schuin.
Sommige palen waren sierlijk bewerkt. Die in Tholen heeft een zogenaamde Vlaamse wortel als ornament (het motief van de draaibank van de schrijnwerker). Op de paal van De Meestoof staan in het wapen drie Franse lelies (fleurs de lis). Ze komen vaak voor in die tijd. Maar deze steen is indertijd niet afgeleverd, zo heeft onderzoek opgeleverd. Het vrouwelijke wapen is ruitvormig en wijkt naar rechtsboven af. Het wapen staat niet centraal. Foutjes van de steenhouwer.
Omdat de steen maar gedeeltelijk gefrijnd is, werd hij waarschijnlijk tijdens de Franse revolutie van 1795 toen veel familiewapens moesten verdwijnen, gespaard. De steen stond gewoon in de schuur van de steenhouwer en is na de Franse tijd weer boven water gekomen. De stoepstenen zullen als halffabricaat uit de Belgische Ardennen zijn ingevoerd. De wapens werden er hier in gehakt.
De Noordzeekwal in schapenwol. Hij bestaat. De kwal is plat en volkomen ongevaarlijk. En heeft verschillende kleuren, van rood tot geel. Die kleuren komen uit de wortel van de meekrapplant. De plant is eeuwenlang verbouwd in het zuidwesten van Nederland. Ook op Tholen, en vormde een belangrijke bron van inkomsten. Uit de wortel werd kleurstof gehaald die diende voor het verven van stoffen. Het verkrijgen van het pigment (rubia tinctorum) was een bewerkelijk proces.
De wortels werden gedroogd en gestampt in speciaal voor dit doel gebouwde schuren: meestoven. Daar dankt het museum zijn naam aan. De meekrapteelt verdween toen in 1868 een synthetische kleurstof werd uitgevonden voor de kleur rood. De teelt kwam daarmee ten einde. In veel dorpen herinneren straatnamen nog aan die teelt: Stoofstraat, Stoofdijk.
De meekrap kwam in het begin van deze eeuw weer volop in de belangstelling. Modehuizen zochten naar natuurlijke kleurstoffen. Ontwerpers en kunstenaars lieten zich er door inspireren. Zo ontwierp Jan Taminiau een meerkraproze jurk voor koningin Máxima voor Prinsjesdag 2009. De kleurstof werd geleverd door de meekrapfabriek Rubia Pigmenta Naturalia uit Steenbergen. De meekrapwortel was door boeren uit de streek geteeld.
Nelly Pommee uit Halsteren combineerde de zee met de meekrap. Ze maakte er geen krab van maar een kwal. En laat zien dat meerkrap niet alleen rood hoeft te zijn, maar ook andere tinten heeft, afhankelijk van de bewerking. De kwal steekt niet, maar prikkelt de fantasie. Ze zwemt niet maar hangt in het museum bij de expo over Meekrap.
De eerste steen die op 24 april 1940 in dit gebouw werd ingemetseld, staat nu in volle glorie in het atrium. Toen markeerde het de bouw van een nieuw raadhuis voor de gemeente Sint-Annaland, nu is het een stenen herinnering uit een tijd die voorbij is. Sint-Annaland ging bij de herindeling in 1971 op in de gemeente Tholen, samen met zes andere gemeenten op het eiland. De steen bleef in het gebouw. Ook toen het pand in 1973 een andere bestemming kreeg, als streekmuseum voor Tholen en Sint Philipsland. Tot de uitbreiding in 2019/20 zat de steen in een binnenmuur bij de oorspronkelijke ingang aan de voorzijde van het gebouw. Bezoekers liepen er langs als ze het museum via de voordeur binnenkwamen.
De steen is ’gelegd’ door burgemeester C.M.P.W. Hanssens. In bijzijn van de wethouders, raadsleden en de gemeentesecretaris. Het was nog net voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, op 10 mei 1940. Na de Duitse inval lag de bouw van het raadhuis drie weken stil.
Het gebouw is ontworpen door architect Rothuyzen uit Middelburg. Hij voorzag het van een veertien meter hoge toren, compleet met uurwerk, een veldwachterswoning, een brandspuithuis en een arrestantenlokaal. In deze eerste steen zijn de letters en cijfers er door een steenhouwer uitgespaard (hoogreliëf). Het gebouw werd nog hetzelfde jaar geopend, op 19 december 1940. Burgemeester Hanssens was er weer bij, maar nam na het bereiken van zijn pensioengerechtigde leeftijd op 1 oktober 1942 afscheid. De steen is gespaard en bewaard, zijn naam gebeiteld.
Wat zal het spannend geweest zijn om als kind de wieken van de blikken molen te laten draaien in de winkel. Het blik dat vroeger op de toonbank stond met een hendeltje aan de achterkant om de wieken in beweging te brengen. Een speelse manier om kinderen te verleiden een onsje snoep te kopen.
Het blik zat vol met toffees van Van Melle, de suikerwerkfabriek uit Breskens in Zeeuws-Vlaanderen. Het is rond 1925 gemaakt door de blikfabriek Bekkers en Zoon in Dordrecht. Dat was ook de tijd dat de toffees in zwang kwamen, een uit Engeland afkomstige lekkernij. Het familiebedrijf van Izaak van Melle (de oprichter) produceerde al vanaf 1900 op fabrieksmatige wijze snoep. In de blikken molen kan vijf kilo toffees. Het is een halve meter hoog en het deksel kan scharnieren.
De Van Melles hebben familiebanden op Tholen. Zo trouwt Gideon van Melle, geboren in 1914, in 1940 met Cathalijne van Dijke, geboren 1918. Zij is de dochter van Leen van Dijke, wiens vader Jacob van Dijke (1841-1906) uit Sint Philipsland kwam en getrouwd was met Pieternella Groenewege (1843-1919) uit Sint-Maartensdijk, afkomstig van boerderij Ravensoord in de Uiterst Nieuwlandpolder. Gideon wordt in 1946 directeur van het door zijn vader opgerichte bedrijf. Nu nog bekend van onder meer Mentos. In 2001 worden de aandelen van Van Melle opgekocht door het Italiaanse Perfetti. Sindsdien heet de snoepfabrikant Perfetti Van Melle en is wereldwijd actief.
Nu is de molen leeg en door het vele gebruik niet helemaal compleet, maar is wel te zien in het winkeltje op de zolder van het museum. Een zoete herinnering.
Deze website gebruikt functionele cookies en externe scripts om uw beleving te verbeteren.
Privacyinstellingen
Privacyinstellingen
Deze site gebruikt functionele cookies en externe scripts om uw ervaring te verbeteren. Welke cookies en scripts worden gebruikt en hoe deze uw bezoek beïnvloeden, wordt aan de linkerkant gespecificeerd. U kunt uw instellingen op elk gewenst moment wijzigen. Uw keuzes hebben geen invloed op uw bezoek.
Opmerking: Deze instellingen zijn alleen geldig voor de browser en het apparaat dat je nu gebruikt.
Google Analytics
Het doel van deze tool is om ons een duidelijk beeld te geven van onder andere de bezoekersstromen, verkeersbronnen en paginaweergave.
Youtube
Legt een uniek ID op mobiele toestellen vast om op basis van de GPS locatie gegevens vast te leggen