Hoe bak je brood, hoe maak je gebak, hoe onderscheid je je als bakker van de andere bakkers?. Het is te lezen in en te leren uit de vakboeken uit de bibliotheek van het museum. Uit het Praktisch handboek voor den brood- en banketbakker, een tweede herziene druk uit 1943, geschreven door G. Buisman die leraar bakkerij was. En uit Koekjes en gebaksoorten, waarbij goedkoope samenstellingen, uit 1938. In een tijd dat mensen zelf nog het meel bij hun bakker brachten om er brood van te laten bakken. ‘We kunnen er staat op maken, dat in de toekomst de concurrentie onder de bakkers zich zal toespitsen op kwaliteit en service’, zo voorspelde de leraar.
De meeste illustraties in de boeken zijn in zwart-wit, maar er staan ook smakelijke platen in kleur in. De boeken zijn afkomstig van Louis de Wilde uit Oud-Vossemeer. Hij heeft zijn naam en adres voorin de boeken gezet. Bijzonder is dat hij er zelf ook recepten in heeft geschreven. Een recept voor gevulde Moskovische tulband, eentje voor kruidenbrood en eentje voor Fries suikerbrood. Zo heeft De Wilde er een persoonlijke noot aan toegevoegd. Als kers op de taart.
Louis de Wilde werd geboren in 1924 en woonde in de Raadhuisstraat, op nummer 42. Hij werkte bij bakker Kees Lindhoudt in de Zilverstraat (foto), in een tijd dat er zeven bakkers in het dorp waren. De Wilde bleef niet in het bakkersvak, maar ging werken in een kartonfabriek in Bergen op Zoom om later conciërge te worden op de christelijke mulo/mavo in Tholen. Hij trouwde op latere leeftijd met wijkverpleegkundige Corrie Meeuwse en overleed in 1997 in Sint-Annaland. Hij liet de boeken achter. Om van te smullen.
Hoe zag de wereld er staatkundig gezien uit rond 1900? Dat is te zien op de wereldbol die gemaakt is door J. Felkl & Zoon uit Roztok bij Praag. Ons land is dan nog een koloniale mogendheid: Jakarta heet dan nog Batavia in het voormalig Nederlands-Indië. En het Russische Rijk doet in grootte niet onder voor het Britse Rijk.
Felkl was de enige fabrikant van aardglobes en hemelbollen in de Habsburgse dubbelmonarchie (1867-1918), de keizerlijke en koninklijke monarchie – Oostenrijke en Hongarië – waar het huidige Tsjechië deel van uitmaakte. De globes werden gemaakt voor het onderwijs als leermiddel bij aardrijkskunde, maar vonden ook hun weg naar privébibliotheken. Nu zijn het gewilde objecten voor verzamelaars wereldwijd.
Felkl maakte de aardglobes in zeventien talen, waaronder dus ook in het Nederlands. Naar een bewerking van cartograaf W. J. Geerling (1930-1908) die ook vele kaarten van Nederland, bestemd voor het onderwijs en voor de post- en telegrafiediensten, bewerkte. Daarnaast maakte hij plattegronden voor gemeenten en provincies.
De aardglobe met een doorsnee van 32 centimeter is gemaakt van papier-maché en beplakt met afbeeldingen van de landen, rivieren en zeeën. De bol is gevat in een messing schaalverdeling, een beugel waardoor de bol gedraaid kan worden. Op de ring rond de bol staan de sterrenbeelden vermeld. Hij staat op een driepoot van hout. Tussen de poten ligt een kompas. De landgrenzen veranderen, maar de naald van het kompas wijst nog altijd naar het noorden.
Hoe was het ook weer? Hoe zag dat straatje in die buurt er ook al weer uit? Huisschilder Jan de Graaf ((1918-2004) schilderde in de loop van zijn leven talloze straatjes van en gezichten op Sint-Maartensdijk. Honderden schilderijtjes op hout en vaak van een lijst voorzien die hij regelmatig zelf maakte en beschilderde.
De Graaf schilderde met grote precisie. Elk pannetje op het dak, elk raamkozijntje in de gevel, elk hekje voor het huis, elk straatsteentje is op zijn werk te zien. Zijn interesse voor de historie van zijn dorp ging ver. Hij schilderde niet alleen van foto’s. Hij putte ook uit zijn eigen herinnering aan het dorp zoals hij het kende of heeft gekend (zoals de Vijfzinnen op de foto). En hij reconstrueerde het Smerdiek dat al verdwenen was. Zoals de arbeiderswoninkjes in de gedempte spuikom (Kleine Kaoje), het kasteel van Frank van Borsele en Jacoba van Beieren en de stadspoorten die het dorp heeft gekend. Sint-Maartensdijk was door de banden met de adellijke Zeeuwse families voornaam en verkreeg stadsrechten, zoals Brouwershaven. De Graaf beschilderde ook kasten, deuren, schouwen, panelen, melkbussen, maatkannen, snijplanken met bloemen of ambachten. Hij kon ’marmeren’ als geen ander; het schilderen van een marmermotief op hout. Een techniek die hij toepaste tijdens de restauratie van het Markiezenhof in Bergen op Zoom in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw. Met een schilderijtje van De Graaf in de hand is te zien hoe Sint-Maartensdijk is veranderd. Het is aan de toeschouwer om te beoordelen of het mooier of lelijker is geworden.
Poeder maken uit de verfkast
Iemand die zijn huis binnen of buiten wil schilderen kan kiezen uit een waaier van kleuren. Het schilderen zelf is nog handwerk, het maken van verf niet meer. Hoe anders was dat in het begin van de vorige eeuw. In de Ambachtenschuur is dat nog te zien. Er staat een verfkast uit de werkplaats van huisschilder Oudesluijs in Poortvliet en er ligt een verfmolen van huisschilder Vermeulen uit Sint-Philipsland. Het een kan niet zonder het ander.
De verfkast bestaat uit houten bakken, diverse laden met poeder en voorzien van opschriften: Rijtuiggroen, Roodaarde, Terra de Sienna, Vloerbruin, Kalkblauw. Maar ook Menie, de oranjerode kleurstof die gebruikt wordt in roestwerende verf. Van die poeders maakten de schilders zelf de verf door ze met een bepaalde hoeveelheid lijnolie en verhardingsmiddel te mengen. Dat gebeurde met een verfmolen. Die werkt als een soort vijzel en vermaalt de lijnzaadolie met het poeder tot verf, vertelde Oudesluijs in de Eendrachtbode van 7 december 1995.
‘Een karweitje voor de winter. Als voorraad voor de zomer.’ De molen draaide best zwaar, die moest je via een zwengel aandrijven. De vijzel was verstelbaar. Hoe zwaarder hij liep, des de fijner werd de verf.’ Toen Oudesluijs nog als schildersknecht werkte, zette hij de vijzel stiekem wel eens wat lichter. ‘Dat draaide natuurlijk veel gemakkelijker, maar mijn baas was daar niet blij mee.’
De pigmenten voor de verf werden vooral gewonnen uit mineralen, metaalertsen en planten. Ze werden aangeleverd door fabrikanten, handelaren en molenaars. Op een van de lades is een advertentie geplakt: Op? Geen nood. De belangrijkste producten van de koninklijke lak-,vernis- en verffabriek zijn direct leverbaar uit haar depot Middelburg, Rouaansekade 135.
Kommetje koffie? Zwart? Met melk? Een cappuccino of een espresso? Er zijn tegenwoordig legio manieren om koffie te zetten en te bestellen. En er bestaan verschillende manieren om koffie te malen. Machinaal op grote schaal of in een koffiemachine in de horeca die ook meteen de gewenste koffie zet.
Deze handkoffiemolen is van bakeliet, merk Mocca. Het valt op tussen de andere types koffiemolens door zijn vorm, kleur en ronde hoeken. Dat heeft alles te maken met hoe het product gemaakt werd. Bakeliet is de bewerking van de chemische verbindingen fenol en formaldehyde tot kunststof, een fenolhars.
Het is een vinding van de Belgisch-Amerikaanse chemicus Leo Henricus Arthur Baekeland (1863 – 1944). Door verhitting en het uitoefenen van druk slaagde hij er in een nieuw synthetisch product te maken dat in korte tijd enorm populair werd. Bakeliet bleek een hard, hittebestendig materiaal. Bovendien met uitstekende isolerende eigenschappen.
Baekeland woonde in de Verenigde Staten, zijn vinding werd naar hem genoemd: bakelite, in het Nederlands bakeliet. De koffiemolen is slechts een van de talrijke toepassingen. Er werden onder meer radiokasten, sieraden, bestek, vliegtuigonderdelen, lichtknopjes en asbakken van gemaakt.
Op de zijkant van de koffiemolen staat KyM: Kissing & Möllman, een Duitse firma die zich tussen 1826 en 1951 specialiseerde in het vervaardigen van koffiemolens. En Mocca? Dat is een koffieboon die vernoemd is naar de stad Mokka in Jemen. Zo reis je al malend met de koffiemolen uit Sint-Annaland naar België, Amerika, Duitsland en Jemen.
De Thoolse mutsen van de burgerdracht werden bewaard in een mutsendoos. De mutsen werden voorzichtig in blauw papier gedaan. En om de hoofddeksels te beschermen tegen motten, die gaten in de stof vraten, werd er tabakskruim in de doos gestrooid.
De spanen ovale dozen werden in de negentiende eeuw in Duitsland gemaakt door speelgoedfabrikanten in Thüringen die er hun waren in verpakten. Ze werden naar hier verstuurd en beschilderd, vaak met een blauw fond (ondergrond), vaak met rondlopende banden en vaak versierd met bloemmotieven. Op de deksel werd een litho geplakt met verschillende voorstellingen: meestal taferelen op het platteland; kinderen met dieren, spelende kinderen, kinderen op vlinderjacht.
De meeste mensen hier waren te arm om zich de aanschaf van zo’n mutsen- of hoedendoos te kunnen veroorloven. Het werd zodoende een zeldzaam artikel, waarvan er bovendien weinig bewaard zijn gebleven. Wie geen doos bezat, bewaarde de mutsen in de ‘schuuve’ van het kabinet, een hoge en brede ladekast. Maar ook daar was kans dat de motten schade aanbrachten aan de mutsen.
De stoeppaal bij de Noorse woning op het terrein van De Meestoof is eigenlijk een afdankertje. De paal voldeed niet aan de eisen van de opdrachtgever. Hij is door de maker opzij gelegd, maar op het terrein van het museum weer opgericht.
Deze stoepstenen of schamppalen werden in de zeventiende eeuw geplaatst op de hoeken van de straten om te voorkomen dat de huizen werden aangereden door rij- of voertuigen. Ieder huis had een met klinkers of blauwe tegels geplaveide stoep met vaak een pothuis, een keldertoegang of luifel. De stoep werd afgesloten door smeedijzeren hekken of houten stoepbanden die werden afgesloten met een stoeppaal. Ze zijn nagenoeg uit het straatbeeld verdwenen. In Tholen staat er nog een op de hoek van de Oudelandsestraat met de Regentessestraat. De paal staat schuin.
Sommige palen waren sierlijk bewerkt. Die in Tholen heeft een zogenaamde Vlaamse wortel als ornament (het motief van de draaibank van de schrijnwerker). Op de paal van De Meestoof staan in het wapen drie Franse lelies (fleurs de lis). Ze komen vaak voor in die tijd. Maar deze steen is indertijd niet afgeleverd, zo heeft onderzoek opgeleverd. Het vrouwelijke wapen is ruitvormig en wijkt naar rechtsboven af. Het wapen staat niet centraal. Foutjes van de steenhouwer.
Omdat de steen maar gedeeltelijk gefrijnd is, werd hij waarschijnlijk tijdens de Franse revolutie van 1795 toen veel familiewapens moesten verdwijnen, gespaard. De steen stond gewoon in de schuur van de steenhouwer en is na de Franse tijd weer boven water gekomen. De stoepstenen zullen als halffabricaat uit de Belgische Ardennen zijn ingevoerd. De wapens werden er hier in gehakt.
De Noordzeekwal in schapenwol. Hij bestaat. De kwal is plat en volkomen ongevaarlijk. En heeft verschillende kleuren, van rood tot geel. Die kleuren komen uit de wortel van de meekrapplant. De plant is eeuwenlang verbouwd in het zuidwesten van Nederland. Ook op Tholen, en vormde een belangrijke bron van inkomsten. Uit de wortel werd kleurstof gehaald die diende voor het verven van stoffen. Het verkrijgen van het pigment (rubia tinctorum) was een bewerkelijk proces.
De wortels werden gedroogd en gestampt in speciaal voor dit doel gebouwde schuren: meestoven. Daar dankt het museum zijn naam aan. De meekrapteelt verdween toen in 1868 een synthetische kleurstof werd uitgevonden voor de kleur rood. De teelt kwam daarmee ten einde. In veel dorpen herinneren straatnamen nog aan die teelt: Stoofstraat, Stoofdijk.
De meekrap kwam in het begin van deze eeuw weer volop in de belangstelling. Modehuizen zochten naar natuurlijke kleurstoffen. Ontwerpers en kunstenaars lieten zich er door inspireren. Zo ontwierp Jan Taminiau een meerkraproze jurk voor koningin Máxima voor Prinsjesdag 2009. De kleurstof werd geleverd door de meekrapfabriek Rubia Pigmenta Naturalia uit Steenbergen. De meekrapwortel was door boeren uit de streek geteeld.
Nelly Pommee uit Halsteren combineerde de zee met de meekrap. Ze maakte er geen krab van maar een kwal. En laat zien dat meerkrap niet alleen rood hoeft te zijn, maar ook andere tinten heeft, afhankelijk van de bewerking. De kwal steekt niet, maar prikkelt de fantasie. Ze zwemt niet maar hangt in het museum bij de expo over Meekrap.
De eerste steen die op 24 april 1940 in dit gebouw werd ingemetseld, staat nu in volle glorie in het atrium. Toen markeerde het de bouw van een nieuw raadhuis voor de gemeente Sint-Annaland, nu is het een stenen herinnering uit een tijd die voorbij is. Sint-Annaland ging bij de herindeling in 1971 op in de gemeente Tholen, samen met zes andere gemeenten op het eiland. De steen bleef in het gebouw. Ook toen het pand in 1973 een andere bestemming kreeg, als streekmuseum voor Tholen en Sint Philipsland. Tot de uitbreiding in 2019/20 zat de steen in een binnenmuur bij de oorspronkelijke ingang aan de voorzijde van het gebouw. Bezoekers liepen er langs als ze het museum via de voordeur binnenkwamen.
De steen is ’gelegd’ door burgemeester C.M.P.W. Hanssens. In bijzijn van de wethouders, raadsleden en de gemeentesecretaris. Het was nog net voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, op 10 mei 1940. Na de Duitse inval lag de bouw van het raadhuis drie weken stil.
Het gebouw is ontworpen door architect Rothuyzen uit Middelburg. Hij voorzag het van een veertien meter hoge toren, compleet met uurwerk, een veldwachterswoning, een brandspuithuis en een arrestantenlokaal. In deze eerste steen zijn de letters en cijfers er door een steenhouwer uitgespaard (hoogreliëf). Het gebouw werd nog hetzelfde jaar geopend, op 19 december 1940. Burgemeester Hanssens was er weer bij, maar nam na het bereiken van zijn pensioengerechtigde leeftijd op 1 oktober 1942 afscheid. De steen is gespaard en bewaard, zijn naam gebeiteld.
Wat zal het spannend geweest zijn om als kind de wieken van de blikken molen te laten draaien in de winkel. Het blik dat vroeger op de toonbank stond met een hendeltje aan de achterkant om de wieken in beweging te brengen. Een speelse manier om kinderen te verleiden een onsje snoep te kopen.
Het blik zat vol met toffees van Van Melle, de suikerwerkfabriek uit Breskens in Zeeuws-Vlaanderen. Het is rond 1925 gemaakt door de blikfabriek Bekkers en Zoon in Dordrecht. Dat was ook de tijd dat de toffees in zwang kwamen, een uit Engeland afkomstige lekkernij. Het familiebedrijf van Izaak van Melle (de oprichter) produceerde al vanaf 1900 op fabrieksmatige wijze snoep. In de blikken molen kan vijf kilo toffees. Het is een halve meter hoog en het deksel kan scharnieren.
De Van Melles hebben familiebanden op Tholen. Zo trouwt Gideon van Melle, geboren in 1914, in 1940 met Cathalijne van Dijke, geboren 1918. Zij is de dochter van Leen van Dijke, wiens vader Jacob van Dijke (1841-1906) uit Sint Philipsland kwam en getrouwd was met Pieternella Groenewege (1843-1919) uit Sint-Maartensdijk, afkomstig van boerderij Ravensoord in de Uiterst Nieuwlandpolder. Gideon wordt in 1946 directeur van het door zijn vader opgerichte bedrijf. Nu nog bekend van onder meer Mentos. In 2001 worden de aandelen van Van Melle opgekocht door het Italiaanse Perfetti. Sindsdien heet de snoepfabrikant Perfetti Van Melle en is wereldwijd actief.
Nu is de molen leeg en door het vele gebruik niet helemaal compleet, maar is wel te zien in het winkeltje op de zolder van het museum. Een zoete herinnering.
Deze website gebruikt functionele cookies en externe scripts om uw beleving te verbeteren.
Privacy-instellingen
Privacy-instellingen
Deze site gebruikt functionele cookies en externe scripts om uw ervaring te verbeteren. Welke cookies en scripts worden gebruikt en hoe deze uw bezoek beïnvloeden, wordt aan de linkerkant gespecificeerd. U kunt uw instellingen op elk gewenst moment wijzigen. Uw keuzes hebben geen invloed op uw bezoek.
Opmerking: Deze instellingen zijn alleen geldig voor de browser en het apparaat dat je nu gebruikt.
Google Analytics
Het doel van deze tool is om ons een duidelijk beeld te geven van onder andere de bezoekersstromen, verkeersbronnen en paginaweergave.
Youtube
Legt een uniek ID op mobiele toestellen vast om op basis van de GPS locatie gegevens vast te leggen